Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • koel·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkoelen

koelde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afkoelen
    • Ik koelde af. 
    • Jij koelde af. 
    • Hij, zij, het koelde af. 


Gangbaarheid