Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knas
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de knasv / m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) boete

Werkwoord

vervoeging van
knassen

knas

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knassen
    • Ik knas. 
  2. gebiedende wijs van knassen
    • Knas! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van knassen
    • Knas je? 

Gangbaarheid

Verwijzingen