Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • knap·te af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afknappen

knapte af

  1. enkelvoud verleden tijd van afknappen
    • Ik knapte af. 
    • Jij knapte af. 
    • Hij, zij, het knapte af. 


Gangbaarheid