• knal·den bin·nen

uit knalden (werkwoord) en binnen, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

vervoeging van
binnenknallen

knalden (...) binnen

  1. meervoud verleden tijd van binnenknallen
    • Wij knalden binnen. 
    • Jullie knalden binnen. 
    • Zij knalden binnen.