knalde af
- knal·de af
vervoeging van |
---|
afknallen |
knalde (...) af
- enkelvoud verleden tijd van afknallen
- Ik knalde af.
- Jij knalde af.
- Hij, zij, het knalde af.
- Ik knalde af.
- Het woord knalde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.