klonken aaneen
- klon·ken aan·een
vervoeging van |
---|
aaneenklinken |
klonken (...) aaneen
- meervoud verleden tijd van aaneenklinken
- Wij klonken aaneen.
- Jullie klonken aaneen.
- Zij klonken aaneen.
- Wij klonken aaneen.
- Het woord 'klonken aaneen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.