Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klok af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afklokken

klok (...) af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklokken
    • Ik klok af. 
  2. gebiedende wijs van afklokken
    • Klok af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afklokken
    • Klok je af? 

Gangbaarheid