klissen
- klis·sen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
klissen |
kliste |
geklist |
zwak -t | volledig |
klissen
- gevangen nemen, aanhouden
- De misdadiger is door de politie geklist.
- vastklampen aan iemand, klitten
de klissen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord klis
- Het woord klissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klissen" herkend door:
44 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be