• ki·boets·ni·kiem

de kiboetsnikiemmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kiboetsnik
  • kibboetsniks (officiële spellling)
  • kiboetsniks (ook in de schrijfwijze van Sofeer die dichter bij het Hebreeuws blijft, maar met een Nederlands gevormd meervoud)