• kerst·land·schap
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstlandschap kerstlandschappen
verkleinwoord kerstlandschapje kerstlandschapjes

het kerstlandschapo

  1. (kerst) een landschap van miniatuurhuisjes als kerstdecoratie
    • Naast de kerststal werd er een kerstlandschap gebouwd. 
  2. (kerst) een winters landschap, eventueel voorzien van elementen van kerst
    • Toen we op eerste kerstdag opstonden had het gesneeuwd en was het omgetoverd in een kerstlandschap.