kerstgroep
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kerstgroep (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kerst·groep
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kerstgroep | kerstgroepen |
verkleinwoord | kerstgroepje | kerstgroepjes |
Zelfstandig naamwoord
- (kerst) groep van beeldjes als kerstdecoratie in een kerststal, inclusief Jezus, Maria en Jozef
- De kerstgroep bestond uit twintig delen.