Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keer·de weer
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
weerkeren

keerde weer

  1. enkelvoud verleden tijd van weerkeren
    • Ik keerde weer. 
    • Jij keerde weer. 
    • Hij, zij, het keerde weer. 


Gangbaarheid