Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • keer·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afkeren

keerde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afkeren
    • Ik keerde af. 
    • Jij keerde af. 
    • Hij, zij, het keerde af. 


Gangbaarheid