Esperanto

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van kato ("kat") met het achtervoegsel -ido ("nakomeling")
  enkelvoud meervoud
nominatief   katido     katidoj  
accusatief   katidon     katidojn  

Zelfstandig naamwoord

katido

  1. (dierkunde) kitten
    «Kiom de katido estas en la katidaro?.»
    Hoeveel kittens zijn er in het nest?
Afgeleide begrippen