karntonnetje
- Geluid: karntonnetje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkɑrənˌtɔnəcə / (4 of 5 lettergrepen)
- karn·ton·ne·tje
het karntonnetje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord karnton
- De buit, bestaande uit antieke voorwerpen, waaronder een theestoof, een ketel, een karntonnetje, een tinnen bord, een houten schooltas en een samovar bad hij thuis verstopt. [1]
- Het woord karntonnetje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Inbraak in weekendhuisje te Boyl berecht in: Friese Koerier jrg. 19 nr. 110 (23 januari 1964); p. 7 kol. 3; geraadpleegd 2018-07-26