• karn·ton·ne·tje

het karntonnetjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord karnton
    • De buit, bestaande uit antieke voorwerpen, waaronder een theestoof, een ketel, een karntonnetje, een tinnen bord, een houten schooltas en een samovar bad hij thuis verstopt.  [1]