• kal·te

kalte

  1. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief vrouwelijk enkelvoud van kalt
  2. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief vrouwelijk enkelvoud van kalt
  3. onbepaald (zonder lidwoord) nominatief meervoud van kalt
  4. onbepaald (zonder lidwoord) accusatief meervoud van kalt
  5. bepaald nominatief mannelijk enkelvoud van kalt
  6. bepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van kalt
  7. bepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van kalt
  8. bepaald nominatief onzijdig enkelvoud van kalt
  9. bepaald accusatief onzijdig enkelvoud van kalt
  10. onbepaald nominatief vrouwelijk enkelvoud van kalt
  11. onbepaald accusatief vrouwelijk enkelvoud van kalt


  • kal·te
Naar frequentie 1270

kalte

  1. verleden tijd van kalle


  • kal·te

kalte

  1. formeel tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord kalit
  1. tweede persoon meervoud gebiedende wijs van het imperfectieve werkwoord kalit