Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·ke·nest·je
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het kakenestjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord kakenest
Opmerkingen

Gangbaarheid

11 % van de Nederlanders;
51 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen