• ka·chel·ruit·jes

de kachelruitjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kachelruit
     Nonnie gaf geen antwoord, ze keek naar de vlam die nog flauwtjes tintelde, door de gekleurde kachelruitjes in lood gevat.[1]
  1.   Weblink bron
    Smelders, Miep
    “Nonnie Dorsvliet : het leven van een Indisch meisje in Holland” (1913), Scheltens & Giltay, Amsterdam, p. 35