• kaan·tjes
enkelvoud meervoud
naamwoord - -
verkleinwoord - kaantjes

de kaantjesmv dim. tant.

  1. (voeding) de vliezige restanten van uitgebakken spek
    • Wil je er wat kaantjes bij? 

de kaantjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord kaan
79 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be