kaaidraaiers
- Geluid: kaaidraaiers (hulp, bestand)
- IPA: / ˈkajdrajərs / (3 lettergrepen)
- kaai·draai·ers
- kaaidraaier met uitgang -s
de kaaidraaiers mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord kaaidraaier
- Terstond kwamen nu ook van de kust ettelijke ‘kaaidraaiers’ met veel ijver op ons schip toeroeien. Dit zijn lange booten, met drie tot vier Maleiers bemand, beladen met kokosnoten, ananas, bananen, eieren, hoenders enz., - artikelen, welke de slimme inboorlingen aan passagiers en volk der voorbijvarende schepen ontzettend duur verkoopen en die altijd gretigen aftrek vinden. [1]
- Het woord 'kaaidraaiers' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.