• ju·le·graut
Naar frequentie > 50000
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   julegraut     julegrauten     julegrauter     julegrautene  
genitief   julegrauts     julegrautens     julegrauters     julegrautenes  

julegraut m

  1. (voeding) rijstebrij, kerstbrij


  • ju·le·graut
  • Samenstelling von jul en jul met het invoegsel -e-.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   julegraut     julegrauten     julegrautar     julegrautane  

julegraut m

  1. (voeding) rijstebrij, kerstbrij
    «Det vert servert julegraut med smørauge.»
    Er wordt rijstebrij met een half gesmolten klontje boter geserveerd.