juffelen
- juf·fe·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
juffelen |
juffelde |
gejuffeld |
zwak -d | volledig |
juffelen
- (jongerentaal) juffen die kletsen
- De kinderen in de klas moesten er niets van hebben dat de juffen aan het juffelen waren.
- ↑ jdbKetnetters kiezen 'beire' tot woord van het jaar (14 december 2015) op website: standaard.be; geraadpleegd 2018-03-14