• joy·rij·den

joyrijden [2]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
joyrijden


onvolledig
  1. rijden met een gestolen voertuig; stelen van een auto om ermee te kunnen rijden
     Alle inzittenden waren minderjarig. De auto waarmee ze aan joyrijden waren is overgedragen aan de eigenaar. De politie wil niet meer kwijt over de kwestie, omdat het over minderjarigen gaat.[3]
     Een "verwarde blanke man" heeft een vrachtwagen van de militaire basis Oirschot gestolen en is daarmee gaan joyrijden in Eindhoven. De man is later weer op de basis aangehouden, meldde minister Hennis van Defensie vanavond aan de Tweede Kamer.[4]


  1. joyrijden op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron “Jongen van 15 raast met 165 kilometer per uur over de ring Amsterdam” (Woensdag 21 augustus 2019, 21:20), NOS
  4.   Weblink bron “Verwarde man steelt truck Defensie en gaat joyriden” (Woensdag 14 juni 2017, 20:57), NOS