• jol·len·man·nen

de jollenmannenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord jollenman
     Hij focuste zijn blik op twee jollenmannen die een klein vaartuig over het ijskoude water peddelden.[1]
  1.   Weblink bron “De laatste donkere dagen” (2016), Luitingh-Sijthoff B.V., Amsterdam, ISBN 9789024571239, hfst. 27