join
- join
vervoeging van |
---|
joinen |
join
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van joinen
- Ik join.
- gebiedende wijs van joinen
- Join!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van joinen
- Join je?
- Het woord 'join' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to join |
he/she/it | joins |
verleden tijd | joined |
voltooid deelwoord |
joined |
onvoltooid deelwoord |
joining |
gebiedende wijs | join |
join
- onovergankelijk bijeenkomen, samenkomen
- overgankelijk bijvoegen
- overgankelijk samenvoegen
- overgankelijk zich voegen bij
enkelvoud | meervoud |
---|---|
join | joins |
join
- (techniek) verbinding [1]