janhagels
- jan·ha·gels
- janhagel (bet. "koekje") met de uitgang -s
de janhagels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord janhagel ("koekje")
- Het woord 'janhagels' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Marie-José Klaver“Koken op het web” (17 april 2000) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Marianne WitvlietSabbelen op een suikerkipje van Carlier in: Reformatorisch Dagblad (1 april 2000), p. 37 kol. 1