Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·te·gri·tis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord integritis
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de integritisv

  1. neging om andere mensen te beschuldigen van een gebrek aan eerlijkheid en oprechtheid

Gangbaarheid