• in·stap·per·tje
enkelvoud meervoud
naamwoord instapper instappers
verkleinwoord instappertje instappertjes

het instappertjeo dim. tant.

  1. een kind dat voor het eerst naar school gaat of zal gaan.
    • Er waren in Antwerpen te weinig plaatsen voor ieder instappertje. 

het instappertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord instapper