insider
- in·si·der
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘ingewijde’ voor het eerst aangetroffen in 1903 [1]
- van het Engels (inside = binnenkant) [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | insider | insiders |
verkleinwoord | insidertje | insidertjes |
de insider m
- iemand die uit eigen ervaring kennis heeft van zaken, een ingewijde
- De diefstal was gepleegd door een insider die het bewakingssysteem kon uitzetten.
- Het woord insider staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "insider" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
89 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "insider" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ insider op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be