• in·groe·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ingroeven
groefde in
ingegroefd
zwak -d volledig

ingroeven [1]

  1. groeven maken in
vervoeging van
ingraven

ingroeven

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van ingraven
    • ...dat wij ingroeven. 
    • ...dat jullie ingroeven. 
    • ...dat zij ingroeven. 
62 % van de Nederlanders;
65 % van de Vlamingen.[2]