ingroeven
- in·groe·ven
- samenstelling van in en groeven
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ingroeven |
groefde in |
ingegroefd |
zwak -d | volledig |
ingroeven [1]
- groeven maken in
vervoeging van |
---|
ingraven |
ingroeven
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van ingraven
- ...dat wij ingroeven.
- ...dat jullie ingroeven.
- ...dat zij ingroeven.
- ...dat wij ingroeven.
- Het woord ingroeven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ingroeven" herkend door:
62 % | van de Nederlanders; |
65 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be