Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·boor·lin·ges
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de inboorlingesmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord inboorlinge
     Een goede bezetting is het voornaamste pluspunt in deze muzikale komedie over zeelui, die gestrand zijn op een eiland vol knappe inboorlinges.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Rainbow Island” (26 juli 2016) op vprogids.nl