inboorlinge
- Geluid: inboorlinge (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɪmborˌlɪŋə / (4 lettergrepen)
- in·boor·lin·ge
- afgeleid van inboorling zn met het achtervoegsel -e [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | inboorlinge | inboorlinges |
verkleinwoord | - | - |
de inboorlinge v
- vrouw die geboren is in de plaats of het gebied waar ze woont
- (pregnant) (pejoratief) vrouw die behoort tot de oorspronkelijke, minder ontwikkelde bevolking van een gekoloniseerd gebied
- ▸ Uiterlijk verschilt ze niet veel van andere jonge vrouwen in Tokio, behalve dat haar trekken iets geprononceerder zijn en haar huid donkerder. En juist deze kleine verschillen veroorzaken de wijdverbreide discriminatie die de Ainu's tot op heden ondergaan. Op school werd ze gepest omdat ze een „zwarte inboorlinge” zou zijn.[3]
- [2] inlandse
- [1] autochtoon zn
- vrouwelijke vorm van inboorling
- Het woord 'inboorlinge' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron M.B.Mengelmaren : 't Geestelijk kan entwat... in: Biekorf., jrg. 50 nr. 5 (mei 1949), A. Van Poelvoorde, Brugge, p. 120 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron David Watts“Ainu's, paria's van Japan, woedend op premier Nakasone” (22 november 1986) op nrc.nl