Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·por·tan·ters
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

importanters

  1. partitief van de vergrotende trap van important
    • Ik ben blij dat juist nu M. Portier gezegd heeft hij zich met mijn werk wil bemoeien, ik van mijn kant iets importanters heb dan de studies alleen. [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen