igualar
- i·gua·lar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
igualar |
igualaba |
igualado |
volledig |
igualar
- onovergankelijk gelijk zijn
- vereffenen
- gelijkspelen
- overgankelijk gelijkmaken
- effenen
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
igualar |
igualaba |
igualado |
volledig |
igualar