Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hut·sel·de
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
hutselen

hutselde

  1. enkelvoud verleden tijd van hutselen
    • Ik hutselde. 
    • Jij hutselde. 
    • Hij, zij, het hutselde. 

Gangbaarheid