hupsheid
- hups·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hupsheid | - |
verkleinwoord | - | - |
de hupsheid v
- gezellige opgewektheid
- Daartoe hoort een zekere opgewektheid, maar die kunstmatig is. Hupsheid zou men haar kunnen noemen, - want dat is het woord èn voor die romance-achtige vertellings-aanhef waarvan we spraken èn voor alles wat als aardig vers welkom is bij de menigte. Maar hupsheid is een gezellige eigenschap, geen dichterlijke en geen menschelijke.[1]
- Het woord 'hupsheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hupsheid" herkend door:
31 % | van de Nederlanders; |
33 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ De beweging. Jaargang 8 1912
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be