• hout·be·spa·ren·de

houtbesparende

  1. verbogen vorm van de stellende trap van houtbesparend
     Amelia gaf hem nu ook bezigheid genoeg: zij sprak met hem van houtbesparende ovens, van draaimachines, van ploegen, welke te gelijk zaaiden en egden; en hij maakte haar van dit alles kleine modellen.[1]
  1.   Weblink bron
    August Heinrich Julius Lafontaine
    “Theodoor of De vondeling” (1806), François Bohn, p. 100