Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoor aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanhoren

hoor aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoren
    • Ik hoor aan. 
  2. gebiedende wijs van aanhoren
    • Hoor aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanhoren
    • Hoor je aan? 


Gangbaarheid