Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoop op·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opeenhopen

hoop (...) opeen

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeenhopen
    • Ik hoop opeen. 
  2. gebiedende wijs van opeenhopen
    • Hoop opeen! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opeenhopen
    • Hoop je opeen? 

Gangbaarheid