• hol·vast

holvast o

  1. handvat
  2. houvast, steun
    «Ze heulen mekaor stief bij de kladden vast, um ‘n beetien holvast an mekaor te hebben.»[3]
    Ze hielden elkaar stevig aan de kleren vast, om wat steun aan elkaar te hebben.

holvast

  1. volhardend
  2. honkvast
  1. holvast op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Geert Hendrik Kocks
    “Woordenboek van de Drentse dialecten, Deel 1 A-L” (1996), Uitgeverij Van Gorcum, Assen, ISBN 9789023231769, p. 450 kol. 2
  3. Sander Roelofs
    “Voltooid ...Verleden !”, p. 57