Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ho·ger·ge·plaats·te
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

hogergeplaatste

  1. verbogen vorm van de stellende trap van hogergeplaatst

Zelfstandig naamwoord

de hogergeplaatstev / m

  1. iemand die binnen een organisatie hoger in rang is
    • Een werknemer onderin de hiërarchie zal het altijd afleggen tegen een hogergeplaatste, zegt Harmelink. [1]
Antoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen