hofft

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hoffe
  • er hofft (3e persoon enkelvoud mannelijk)
  • sie hofft (3e persoon enkelvoud vrouwelijk)
  • es hofft (3e persoon enkelvoud onzijdig)

hofft

  1. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van hoffe
  • dihr, der hofft (2e persoon meervoud)
  • ihr er hofft (2e persoon meervoud)