Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoopt

Werkwoord

vervoeging van
hopen

hoopt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hopen
    • Jij hoopt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van hopen
    • Hij hoopt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van hopen
    • Hoopt!