hoeken
- hoe·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hoeken |
hoekte |
gehoekt |
zwak -t | volledig |
hoeken [1]
- overgankelijk (bij boksen) een hoekstoot toedienen aan
de hoeken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord hoek
- ▸ Uitvoerig sprak hij over zijn plannen om ooit arts te worden, maar nu was hij nog vooral de ultieme vrije hippie die alle hoeken van de wereld wilde verkennen.[2]
- Het woord hoeken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hoeken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be