hoedenplankhondjes

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoe·den·plank·hond·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de hoedenplankhondjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord hoedenplankhond
     Hij heet Joris. Dat weet ik omdat zijn collega’s al een uur als hoedenplankhondjes zitten te knikken en elke zin die ze tot hem richten laten eindigen met zijn naam, ongetwijfeld omdat een overijverige communicatiegoeroe hen dat op een peperdure cursus heeft aangeleerd.[1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Roos Schlikker
    “Wat doen we met Hans?” (18 januari 2020) op parool.nl