Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hield thuis
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
thuishouden

hield thuis

  1. enkelvoud verleden tijd van thuishouden
    • Ik hield thuis. 
    • Jij hield thuis. 
    • Hij, zij, het hield thuis. 


Gangbaarheid