heulen
- heu·len
- In de betekenis van ‘samenspannen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1590 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
heulen |
heulde |
geheuld |
zwak -d | volledig |
heulen
- inergatief (in het geheim) met de vijand samenwerken of ideologisch mee eens zijn
- Hij heult met de vijand.
de heulen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord heul
- Het woord heulen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heulen" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "heulen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be