Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • her·in·richt·te
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
herinrichten

herinrichtte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van herinrichten
    • ... dat ik herinrichtte. 
    • ... dat jij herinrichtte. 
    • ... dat hij, zij, het herinrichtte. 

Gangbaarheid