• Afkomstig van het Nederlandse werkwoord hijsen.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
heise
heiser
heiste
hejsede
heist
heiset
volledig

hejse

  1. hijsen
  2. hijsen, ophalen
  • [1]: hejse flag
een vlag hijsen
  • [1]: hejse sejl
de zeilen hijsen
  • [1]: hejse det hvide flag
capituleren, zich overgeven
  • [1]: hejse advarselsflaget
de waarschuwingsvlag hijsen
  • [1]: hejse faresignalet
het gevaarsignaal hijsen