Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hee·le·maal

Zelfstandig naamwoord

heelemaal

  1. verouderde spelling of vorm van helemaal tot 1935/46
      Zoodoende zou je me heelemaal gaan vervelen, ziedaar![1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    J.J. Cremer
    “Romantische werken. Deel IV. : Emma Berthold.” (1878), D. Noothoven van Goor, Leiden, p. 308